Voorgeschiedenis

Een antwoord van het Rode Kruis op een schrijven van mijn moeder omtrent informatie over mijn vader.
______________________________________________________________________________________________________________

Geachte mevrouw Vissers.

Met referte aan uw schrijven d.d. 03--10-1990 aangaande bovengenoemde, het volgend.
Blijkens aanwezige gegevens kan ik de door u gestelde vragen als volgt beantwoorden:


1)   Uw man blijkt als vrijwilliger in dienst te zijn getreden bij het Duitse legeronderdeel "SS-Pantsergrenadiers 6 k 11
Ausbildungsbatallion" welke in augustus 1944 het Oostenrijkse Graz-Wesselsdorf als laatste standplaats had.
2)   Alhoewel de exacte datum van gevangen name van uw man hier niet bekend is doe ik u (in kopievorm) een         
 afschrift toekomen van een brief welke een medegevangene van uw man -t.w: Riederer Willy- op 23 februari
aan uw schoonouders deed toekomen. Uit de brief blijkt dat de heer Riederer inwoner was van het Russische
krijgsgevangenkamp lager 158/I in Tscherepowitz in Rusland, en dat hij uw man in dit kamp heeft gekend van
de zomer van 1945 tot aan de dag van zijn ontslag uit bovengenoemd kamp: 11 september 1946                    

 

Vertrouwende u van dienst te zijn geweest,                                                                                                        

 

Hoofd Archief                                                             
                       

________________________________________________________________________________________

 

De bewuste brief van Willy Riederer 

 

Zeer geëerde heer Vissers

In antwoord op uw schrijven wil ik u het volgende mededelen.

Note : De brief begint met "in antwoord op uw schrijven" dat impliceert dat er voor deze brief al een briefwisseling bestond tussen de heer Riederer en mijn opa. Deze            briefwisseling is mij onbekend.

Ik leerde uw zoon Harry Vissers in de zomer 1945 kennen in Russische krijgsgevangenschap in lager 158.I Tscherepowitz in Rusland. Harry was toen 23,24 jaar oud, afkomstig uit Oss waar hij het laats werkzaam was in een conservenfabriek. Ik schrijf u dit om u de zekerheid te verschaffen, dat het inderdaad om uw zoon gaat.

Ik was ongeveer 1/2 jaar samen met Harry in een Arbeidscommando. In de lente van 1946 werd ik van Harry gescheiden, daar hij met andere Nederlandse kameraden in mei 1946 voor terugzending naar het Vaderland in aanmerking zou komen.

Er waren toen der tijd zowat 100 man in ons lager. Daaronder waren buiten Hollanders enkele Belgen, Noren en Denen. Doch het grootste deel waren Hollanders. Nadat alles voor de afreis in gereedheid was gebracht, werd hun kort voor de ontslagtermijn door het Russische lagercommando verklaard: In Nederland bevonden zich een groot aantal deserteurs der Russische legers en Nederland weigerde deze aan de Sowjetunie uit te leveren. Als repressaille werden zij toen niet ontslagen.

Met hun familieleden mochten zij ook niet in briefwisseling staan. De gevangenen van Duitse nationaliteit mochten in de herfst van 1945 naar huis schrijven. Doch mijn familie heeft nooit post van mij ontvangen, alhoewel ik haar meerdere malen geschreven heb.

Om nu geen valse hoop bij u te wekken, moet u het mij niet kwalijk nemen als ik u de volle waarheid vertel over het leven, dat wij in Rusland leden.

De gezondheidstoestand was bij 90% van alle gevangenen bij mijn ontslag uiterst slecht. Ik zelf woog 84kg. Bij het begin van mijn gevangenschap en bij mijn ontslag 49kg. Alleen daaruit kunt u zien, hoe erbarmelijk slecht de verpleging is. Daarbij moesten wij hard werken, dikwijls onder een temperatuur van minus 40-50 gr. De hygiënische toestand was zo, dat u het wel nauwelijks zult kunnen geloven. Wij waren met 250 man in barakken van 20 x 10m, ondergebracht. Voor iedere persoon was een plaats op een houten brits van 0.35 x 2m, zodat zelfs slapen op de rug niet mogelijk was. Daarbij kwam nog, dat in iedere barak honderdduizenden wandluizen (ongedierte) aanwezig waren, die ons de toch al korte slaap ontroofden. Dit alles droeg ertoe bij, dat het sterftecijfer onder de gevangenen zeer hoog was.

Op 11 september 1946, daags voor mijn ontslag, zag ik Harry nogmaals. Hij gaf mij de adressen van oma Vissers in Hilversum, alsmede het uwe, met het verzoek u en ook oma Vissers de groeten te doen en te zeggen, hoe hij het maakte.

Enkele uren voordat ik het lager mocht verlaten en naar het station vervoerd werd, werden wij in speciale barakken ondergebracht. Daar werd ons verklaard: "Het is verboden adressen van kameraden, welke met ons in het lager vertoefden mee naar huis te nemen". Wij werden zorgvuldig onderzocht en ieder stukje papier beschreven of niet werd ons afgenomen. Ik heb toen alle adressen van kameraden (het waren er ongeveer 50) vernield om geen moeilijkheden te krijgen. Het adres van oma Vissers was een der weinige adressen, welke ik no kende als ik op 15 oct. 1946 in het Vaderland terugkeerde. Ik heb daarop direct aan oma Vissers geschreven. Uw adres wist ik niet meer en kon dus geen bericht zenden.

Ik heb in de herfst van 1946 en in de lente van 1947 aan Harry en ook aan andere kameraden geschreven, maar geen antwoord gekregen, zodat ik u niets verder kan melden als, dat Harry op 19-09-1946 in Tscherepowits U.D.ss.R. lager 158/I nog leefde.

Daar u, zoals u mij meldt, tot dusverre niets van Harry hoorde, geloof ik niet, dat hij nog leeft. Het zal u hard vallen, dat ik u dit schrijf maar ik mag geen valse hoop bij u wekken.

Probeert u het eens via het internationale Rode Kruis en schrijft u zelf aan Harry Vissers, Moskau, Rote Kreuz Postfach 158/I.

Groetend,    Willy Riederer.

 

Willy Riederer Wuppertal-Zgfd.

Deutsland.

 

Note: De heer Riederer kon niet bevroeden dat mijn vader deze gevangenschap zou overleven en pas vrijgelaten zou worden op 24 oktober 1950.

Note: Deze brief is letterlijk overgenomen er is niets weggelaten en niets toegevoegd.